Geschiedenis DSL

;

Duitse Staande Langhaar

De geschiedenis van de Duitse Staande Langhaar



In het verre verleden werd aangenomen dat Spanje het land van oorsprong was vanwege de naam Epagneul. Maar omdat er helemaal geen eigen ras van Staande honden in Spanje is aangetroffen en omdat er vanaf de dertiende eeuw geen melding van bestaat in de Spaanse jachtliteratuur werd deze veronderstelling afgeschreven. Tegenwoordig(Karl Brandt,1910) wordt aangenomen dat de Spaniel of te wel de Kwartelhond de dwergvorm is van de Duitse Staande Langhaar. Afbeeldingen van miniaturen in Duitse manuscripten uit de middeleeuwen zouden dit bevestigen,evenals schilderijen van oude Hollandse meesters in het rijksmuseum. Einde achttiende eeuw werden staande honden “vogelhonden”genoemd. In 1813 schrijft Von der Borch over ‘het mooie lang- en zijde-achtig behaarde ras der Epagneuls’ de Spaanse vogelhonden die veel in Spanje,Frankrijk en Italie voorkwamen in verschillende grootten. Karl Brandt concludeerde dat de Langhaar destijds in Duitsland zeldzaam was. In 1846 schreef ene Ziegler dat waarschijnlijk de langharige hond zowel in Duitsland als in Engeland eerder bekend was dan de kortharige,maar dat deze pas na kruising met de Spaanse Kwartelhond zijn zachte zijde-achtige haar kreeg. Hij geeft vervolgens een beschrijving van deze nakomeling, die nauwkeurig overeenkomt met de huidige Langhaar. Met dit type moet men dus eind vorige eeuw het Duitse Langhaar ras hebben opgebouwd. Niet opgelost blijft de vraag waar de Spaniel of Kwartelhond oorspronkelijk vandaan kwam.


De officiële rasstandaard werd in 1879 vastgesteld en er werd besloten om de beste Langharen met elkaar te laten paren en zo het ras te verbeteren.En hoe gunstig dat toen verlopen is blijkt wel uit het Langhaar bestand van tegenwoordig, want uiteraard op voorwaarde dat de hond goed is afgericht is hij voor elke jacht zeer geschikt.

 


Het jaar 1879 is dus het jaar dat het fundament werd gelegd voor de zuivere rasfokkerij en voor veredeling en vervolmaking van de jachteigenschappen van onze Duitse Staande honden.Baron von Schorlemer heeft in 1894 vastgesteld dat de huidige rasfokkerij van de Duitse Staande Langhaar is opgebouwd uit vijf verschillende langhaarstammen. De stamvaders van deze vijf Langhaarstammen komen dus voor in de stambomen van nagenoeg alle Langharen.


De Mylordstam : Mylord 1406 was een imposante, zware massieve hond. Hij was een uitstekend jachthond met eengoede neus en scherpte op roofwild. Het Mylord-type is hoogbenig met weinig borstdiepte, snel maar met weinig uithoudingsvermogen.

De Jobstam : De Jobstam was zwaar en plomp, met tranige ogen en wat overvloedige beharing. Niet snel, wel met een briljante neus, passie op zweet, scherp. Het Job-type heeft veel massa met zwaar hoofd en traag in beweging.

De Donstam: De Donhonden waren intelligent, hadden een prima neus, maar langzaam. Zij stonden bekend om het ‘totverbellen’ van reewild. Het Don-type heeft een lange rug, kortbenig. Veel massa langzaam en weinig wendbaar.

De Kalcksteinerstam : De Kalcksteiner was onvermoeibaar, had een prima neus. Ook was hij intelligent en had een vlotte zoekwijze in veld en was van nature totverbeller. Het Kalcksteiner-type is wit/bruin, voortreffelijke bouw en beharing, snel en met uithoudingsvermogen

De Rolandstam : Het Roland-type was lichtgebouwd, hoogbenig en elegant, typische veldtrialer.


De vijf oorspronkelijke stammen en de daarvan afgeleide Langhaartypes zijn uit cultuur-historisch oogpunt interessant, maar vooral om de gezondheid van het Langhaarras te helpen waarborgen.


 


Bron:”De Duitse Staande Langhaar en zijn stamgenoten” van Hans Hoefsloot.